Voor- en vroegschoolse educatie

Deze overzichtsstudies laten zien dat voor- en vroegschoolse educatie een positieve impact kunnen hebben. De effecten zijn specifiek groot voor kinderen uit lage inkomen families. Als er voor- en vroegschoolse educatie is, lijkt het verbeteren van de kwaliteit een groter effect te hebben dan het aanbieden van extra uren op een dag.

Over het onderzoek naar voor- en vroegschoolse educatie

  • School: VVE
  • Evidentie: Overzichtsstudie met voornamelijk gerandomiseerde experimenten
  • Locatie: Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten
  • Bronnen:
    • Hoofdstuk 11, pp. 28-35, in Bolhaar, J., Houkes-Hommes, A., & Van der Ven, K. (2018). Bewezen (in)effectieve maatregelen tegen leerachterstanden in het primair onderwijs. Centraal Plan Bureau.                                 

    • Education Endowment Foundation (2016), early years intervention.                                                                                                                 

Achtergrond

Interventies in de vorm van vroeg- en voorschoolse educatie hebben als doel dat jonge kinderen goed voorbereid aan de basisschool beginnen. Daarnaast dienen ze de kansen op academisch succes te vergroten. De meeste programma’s focussen zich op kinderen met een lage sociaal-economische achtergrond. VVE-programma's verschillen behoorlijk tussen landen, wat vergelijken van studieuitkomsten bemoeilijkt. Het Nederlandse VVE-programma is kleinschalig en beter te vergelijken met het Amerikaanse Head Start programma, dan de meeste universele centrumgerichte programma's. Die laatste groep programma's biedt opvang aan alle kinderen en werkt dus niet met een doelgroep.  

Doelgroep

Voor- en vroegschoolse educatie richten zich op (zeer) jonge kinderen. De uiteindelijk doelgroep is afhankelijk van het soort VVE-programma (universeel vs. kleinschalig). De Nederlandse programma’s zijn kleinschalig en richten zich dus volledig op kinderen met een lage sociaal-economische achtergrond. Voorschoolse educatie is in Nederland beschikbaar voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, wanneer er een  VVE-indicatie is afgegeven. Deze wordt meestal afgegeven door het consultatiebureau namens de gemeente bij (een risico op) een onderwijsachterstand. Vroegschoolse educatie is gericht op kinderen in groep 1 en 2. Ook hier geldt dat een vve-indicatie is vereist. De basisschool is verantwoordelijk voor de uitvoering van de vroegschoolse educatie. 

Interventie

Deze pagina is gebaseerd op twee overzichtsstudies over de effecten van VVE. Dit zijn een overzichtsstudie uit de Teaching & Learning Toolkit van de Education Endowment Foundation en een overzichtsstudie van het CPB over (in)effectieve interventies in het onderwijs. Er is voornamelijk geput uit de overzichtsstudie van het CPB, maar zie tevens de overzichtsstudie van de EEF.      
                                                                                                                                                                                                                                                                                                                 Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende VVE-programma's. Zo zijn er centrumgerichte programma's en gezinsgerichte programma's. Centrumgerichte programma's worden gekenmerkt door VVE op een aparte opvanglocatie. Dit is meestal het geval in Nederland. Gezinsgerichte programma's worden thuis verstrekt aan individuele gezinnen. Daarnaast is er nog een onderscheid tussen universele programma's en kleinschalige programma's. Bij universele programma's zijn alle kinderen welkom, bij kleinschalige programma's zoals in Nederland is dat niet het geval. Kleinschalige VVE wordt gekenmerkt doordat alleen doelgroepkinderen toegelaten worden. 

Resultaten

In het algemeen laat onderzoek zien dat voor- en vroegschoolse educatie een positief effect hebben. Gemiddeld hebben de interventies een impact van vijf maanden aan leerwinst. De effecten zijn specifiek groot voor kinderen uit lage inkomen families. Als er al enige vorm van voor- en vroegschoolse educatie is, dan lijkt het verbeteren van de kwaliteit een groter effect te hebben dan het aanbieden van extra uren op een dag.

Er zijn wel grote verschillen in leerwinst per soort VVE-programma. Het Amerikaanse VVE-programma Head Start valt het meest te vergelijken met het Nederlandse VVE-programma. Het is grootschalig van opzet, centrumgericht (op opvanglocatie) en bedoeld voor doelgroepkinderen. Head Start heeft over het algemeen een positief effect (0,10-0,24 SD betere leerprestaties). (Ex-)deelnemers van Head Start behalen vaker een diploma op de middelbare school en nemen vaker deel aan het hoger onderwijs. Tevens heeft Head Start een positef effect op het verminderen van obesitas, gedragsproblemen, depressies, sterftecijfers en criminele activiteiten. Kanttekening bij het onderzoek naar Head Start is wel dat er enigszins voorzichtig met de resultaten moet worden omgegaan, doordat de selectie van kandidaten willekeurig is (alleen doelgroepkinderen). Dit gebrek aan randomisatie maakt het lastiger om causale relaties te bewijen.  

Het effect van het kleinschalige Perry Preschool-programma is nog veel sterker (0,6-0,9 SD), maar ook hier kan het gebrek aan volledige randomisatie de resultaten verkleuren. Een bijzonder resultaat van kleinschalige programma's zoals het Perry Preschool-programma is dat de positieve effecten wegebben rond de leeftijd van 8-9 jaar, maar op latere leeftijd juist weer opspelen. Deelnemers van de Perry Preschool nemen vaker deel aan het hoger onderwijs en verdienen meer op 40-jarige leeftijd.  Grootschalige kinderopvang voor alle kinderen, wat Nederland niet kent, heeft alleen een positief effect op achterstandsgroepen. Uit sommige studies blijkt dat er juist een negatief effect is op kinderen uit families met hoge inkomens.  

Naast centrumgerichte programma's, waarbij kinderen naar een opvanglocatie worden gebracht, bestaan er gezinsgerichte programma's. Gezinsgerichte programma's ondersteunen ouders en moedigen hen aan om zelf thuis de taal en ontwikkeling van hun kinderen te stimuleren. Uit verschillende studies blijkt dat ook deze programma's leerwinst opleveren (0,09 SD-0,37 SD). Bijkomend voordeel is dat de programma's relatief goedkoop zijn.                                                

*SD = standaarddeviatie.
Een standaarddeviatie is een spreidingsmaat, waarmee aangegeven kan worden in hoeverre studenten afwijken van het gemiddelde. Dit is een handige manier om verschillende toetsscores met elkaar te vergelijken. Als studenten een halve SD(0,50 SD) leerwinst bereiken door een maatregel, dan rekenen en lezen zij een onderwijsniveau hoger dankzij de maatregel. Als zij voordien rekenen en lezen op vmbo-t-niveau, rekenen en lezen ze daarna op havo-niveau.
Bron: CPB. (2018).