Workshop programma Gelijke Kansen: samenwerking, sleutel tot gelijke kansen

Welke factoren bevorderen kansengelijkheid? Dat was de centrale vraag tijdens de workshop van het programma Gelijke Kansen tijdens het congres De Staat van het Onderwijs op 10 april 2019. Leraren, schoolleiders, beleidsmedewerkers en andere (onderwijs)professionals deelden vanuit hun eigen ervaring en professionele context ideeën over de bevordering van kansengelijkheid op de thema’s Kinderarmoede, Urban education en Extra onderwijs.

Workshop programma Gelijke Kansen tijdens De Staat van het Onderwijs 2019
Beeld: ©Inspectie van het Onderwijs

Uit dit artikel bleek al dat kansenongelijkheid ook in 2019 weer een belangrijk thema is voor de Staat van het Onderwijs. Hoewel de kansenongelijkheid stabiliseert, zijn we er nog niet en blijft er reden tot zorg. De afgelopen jaren bleek dat de verschillen tussen leerlingen in het onderwijs aanzienlijk zijn. Sommige groepen leerlingen en studenten krijgen in ons land niet de kans die ze verdienen; in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

3 thema’s

In de vorm van drie dynamische sessies zijn bevorderende factoren van kansengelijkheid besproken. Daarbij stonden drie onderliggende thema’s centraal: Kinderarmoede, Urban education (Professionalisering) en Extra onderwijs. De onderwerpen zijn geïntroduceerd aan de hand van een videofragment. Vervolgens gingen de deelnemers in gesprek over hun ideeën over de bevordering van kansengelijkheid binnen de thema's.

Kinderarmoede

In iedere klas in Nederland zitten gemiddeld twee kinderen die opgroeien in armoede. In sommige wijken is dit aantal nog veel groter. Opgroeien in armoede is niet bevorderend voor de kansengelijkheid van een kind. Zo krijgen deze kinderen niet altijd steun en aanmoediging vanuit huis. Ook hebben deze kinderen te maken met stress door de zorgen van hun ouders of ontbreekt het ze aan een rustige plek om huiswerk te maken. De stress die leven in armoede met zich mee brengt is ongezond, slecht voor de schoolprestaties en belemmert kansengelijkheid.

Het onderwerp kinderarmoede roept veel emoties op bij de deelnemers. De wil om deze groep kinderen te helpen is er, maar ze ervaren een gevoel van machteloosheid. Uit de sessie blijkt dat de samenwerking tussen gemeenten, scholen en jeugdzorg niet altijd goed verloopt als het gaat om de aanpak van kinderarmoede. Het opmerken van de armoede is de eerste stap. Scholen kunnen dit probleem niet alleen oplossen, dus moet er worden gekeken wie welke taak op zich neemt: moet de gemeente meer mogelijkheden tot passend onderwijs bieden? Moet jeugdzorg of de maatschappelijk werk(st)er meer of eerder betrokken worden? Kent een school de wegen naar oplossingen die de gemeente biedt? Deze rol- en taakverdeling blijkt in de praktijk niet altijd duidelijk.

Urban education

Leraren in opleiding worden op dezelfde manier opgeleid, maar de context waarbinnen zij les gaan geven verschilt. De leefwerelden van kinderen in een dorp, verschillen namelijk met de leefwerelden van kinderen uit een grote stad. Toekomstige leraren worden hier niet of nauwelijks op voorbereid tijdens hun opleiding. De methode Urban education is een manier om leerkrachten te leren doceren in een grootstedelijke context, wanneer straatgedrag de klas binnen kan dringen.

Tijdens de sessie worden diverse ideeën geopperd om met deze verschillende leefwerelden om te gaan. Begrip tonen en de juiste houding aannemen is allereerst heel belangrijk. Daarnaast zou de lestijd verlengd kunnen worden, zodat leraren en leerlingen meer tijd met elkaar doorbrengen en elkaar beter leren kennen. Ook samenwerking is voor dit thema belangrijk, aldus de deelnemers: door als kinderdagverblijf, basisschool, middelbare school en mbo samen te werken, ontstaat er meer begrip voor en duidelijkheid over de achtergrond van een leerling.

Extra onderwijs

Door extra onderwijs te volgen, kunnen leerlingen met een achterstand beter meekomen tijdens de ‘gewone’ lessen. Ze kunnen het ritme van de andere leerlingen beter volgen en ze zijn beter voorbereid op de overgang naar vervolgonderwijs.

De overkoepelende vraag in deze sessie is of, en zo ja hoeveel verantwoordelijkheid voor extra onderwijs bij een school neergelegd moet en kan worden. Scholen hebben een regiefunctie als het gaat om het faciliteren van extra onderwijs, maar verantwoordelijkheid voor de invulling hiervan kan een school niet altijd dragen. Leraren ervaren al een hoge werkdruk en er zijn niet altijd voldoende geld en middelen.

Daarnaast is het volgens de deelnemers belangrijk om de sociale kaart te kennen om te ontdekken welk type extra onderwijs ter plekke nodig is. Ook wordt genoemd dat samenwerking met ouders nodig is. Dit zou tot stand kunnen komen door samen met de gemeente, school en ouders één plan te maken voor een leerling.

Samenwerking, sleutel tot gelijke kansen

Samenwerking blijkt dus het sleutelwoord: “Om kansengelijkheid te bevorderen, moeten ouders, leerkrachten, de school, gemeente en externe partijen samenwerken”, aldus een van de deelnemers.

Die samenwerking moedigt de Gelijke Kansen Alliantie aan door onder andere de netwerkaanpak. Binnen deze aanpak zet het programma Gelijke Kansen zich samen met gemeenten in voor de verbinding van school, thuis en omgeving, de inzet van effectieve interventies, het maken van analyses, het opzetten van experimenten en het actief delen en opbouwen van kennis. Deze punten komen onder meer samen in de GKA-agenda. Hierin legt elke gemeente vanuit de eigen lokale context afspraken en ambities vast om gelijke kansen te bevorderen. Deze afspraken en ambities worden gemaakt rondom de thema’s die gelijke kansen bevorderen, waaronder dus Kinderarmoede, Urban education en Extra onderwijs.