Ouderbetrokkenheid door informatieve bijeenkomsten

Deze interventie bestond uit drie bijeenkomsten voor ouders. De eerste twee sessies focusten zich op hoe ouders hun kinderen kunnen helpen door deel te nemen aan de onderwijsactiviteiten van hun kinderen op school en thuis. Tijdens de laatste sessie (na het eerste rapport) kregen ouders advies hoe ze de resultaten van het eerste semester konden interpreteren en verwerken in hun hulp. Ouders raakten door de interventie betrokkener bij de school van hun kind en de kinderen vertoonden positiever gedrag op school. Zo spijbelden ze bijvoorbeeld minder.

Over het onderzoek naar ouderbetrokkenheid

  • School: VO
  • Duur: 3 bijeenkomsten van 2 uur
  • Evidentie: gerandomiseerd experiment
  • Locatie: Frankrijk
  • Kosten: €1000 per school per jaar
  • Bron: Avvisati, F., Gurgand, M., Guyon, N., & Maurin, E. (2013). Getting parents involved: A field experiment in deprived schools. The Review of Economic Studies, 81(1), 57-83.

Achtergrond

Er is veel literatuur beschikbaar over hoe vaardigheden worden opgedaan op school. Recentelijk is er ook meer aandacht voor de invloed van ouders. Ouderbetrokkenheid en -participatie kunnen een belangrijke, bepalende factor zijn voor het educatieve succes. Er is echter weinig bekend over hoe deze factor effectief kan worden beïnvloed door beleid. Deze studie laat zien dat de houding van ouders en hun betrokkenheid bij school significant kan worden vergroot door een simpel betrokkenheidsprogramma op te zetten. Het programma kan ook bijdragen aan het verlagen van disciplinaire problemen bij jonge tieners.

Doelgroep

De interventie was specifiek gericht op ouders van kansarme kinderen gericht.

Interventie

De interventie bestond uit drie bijeenkomsten die plaatsvonden om de 2 á 3 weken. Deze bijeenkomsten waren speciaal bedoeld voor de ouders en de kinderen waren hier dan ook niet aanwezig. Gemiddeld duurden de sessies 2 uur. De eerste twee sessies focusten zich op hoe ouders hun kinderen kunnen helpen door deel te nemen aan de onderwijsactiviteiten van hun kinderen op school en thuis. De laatste sessie vond plaats na het eerste rapport. Ouders kregen advies hoe ze de resultaten van het eerste semester konden interpreteren en verwerken in hun hulp. Na de derde sessie kregen deelnemers de mogelijkheid om aan additionele sessies deel te nemen, maar de opkomst daarbij was marginaal.

Resultaten

De interventie had een positieve impact op de ouderbetrokkenheid in de behandelgroep. Behandelde ouders vertoonden een toename van 3,4 procentpunt om regelmatig met de school in contact te zijn (82% ten opzichte van 79% in de controlegroep) en een toename van 6,7 procentpunt om hun kind te controleren op huiswerk (27% ten opzichte van 21% in de controlegroep). Aan het eind van het jaar was het aandeel ouders dat actief deelnam in de ouderraad 37% in de behandelingsgroep ten opzichte van 25% in de controlegroep. Het gedrag van de kinderen werd op verschillende manieren positief beïnvloed. Allereerst waren de kinderen van behandelde ouders 25% minder afwezig in de lessen. Aan het eind van het schooljaar was het spijbelen in de behandelgroep met 25% afgenomen. Leerlingen behaalden daarnaast betere cijfers in taal, maar er werden geen resultaten gevonden bij testen op lettervaardigheid en gecijferdheid. Ten slotte waren er niet alleen positieve effecten zichtbaar bij kinderen uit de interventiegroep, maar ook bij kinderen die in de klas zaten bij deze kinderen. Waarschijnlijk spelen hier spill-over effecten op.