Jelle Jolles over de 'stoplichten van de ontwikkeling' die voor sommige jongeren op groen staan en voor anderen op rood.

Weblogs

Matige cijfers op school zijn geen goede voorspeller voor de latere carrière. Zo kunnen speelse en slecht presterende jongeren uiteindelijk prima terechtkomen in de samenleving en zich ontwikkelen tot een bekwame zorgverlener, een vaardige installateur, of vernieuwend ondernemer. Recent wetenschappelijk onderzoek verklaart ons waaróm: de adolescent is nog ‘werk in uitvoering’. Het brein van de jongere rijpt door tot ver na het twintigste jaar, en hij of zij doet nog enorm veel kennis en ervaringen op. Dat wat de jeugdige hoort en ziet, beleeft en ervaart, zorgt dat de vele structuren in de hersenen met elkaar worden verbonden door complexe netwerken. De prikkels uit de omgeving, en de hersenrijping zorgen er tezamen voor dat ‘de archiefkasten van het brein’ kunnen worden gevuld met vaardigheden, kennis en ervaringen.

Jelle Jolles

Het zijn de prikkels van buiten die zorgen voor de ontplooiing. De jongere wordt vaardig op het gebied van motoriek en bewegen, taal en communicatie, denken en handelen. Schoolse kennis ontwikkelt zich, maar ook sociaal gedrag, en vaardigheden op gebied van sport, spel en muziek. De jongere krijgt feedback uit de omgeving. Daardoor krijgt hij begrip voor de bedoelingen en emoties van anderen. En hij of zij leert kiezen door de consequenties van zijn gedrag te herkennen. De jongere ontplooit ook als persoon en in zijn functioneren: op school, thuis en met vrienden, en bij hobby, sport en spel. Deze ontwikkeling en ontplooiing zijn afhankelijk van de gerichte steun, sturing en inspiratie van de leef- en leeromgeving. 

De ideale leef- en leeromgeving
In de ideale situatie zorgen opvoeders, leraren en coaches voor een omgeving waarin ervaringen kunnen worden opgedaan. Zij verschaffen speel- en leermateriaal dat uitdaagt en dat de jongere helpt om lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden te verwerven. Stimulerende opvoeders praten met het kind, verklaren wat er zoal in het gezin, in de familie en daarbuiten voorvalt en becommentariëren het nieuws en de wereld. Ze geven uitleg, voorzien het kind van tips ‘hoe te handelen en waarom’, en geven feedback over de mogelijke consequenties van keuzes. Dat doen ze al vanaf de babytijd. Als het kind zich ontwikkelt in een omgeving waarin veel en rijke taal wordt gebruikt, dan is het sterk in het voordeel. In rijke taal worden woorden gebruikt die meerdere betekenissen kunnen hebben en taal waarmee je gevoelens en emoties kunt benoemen. Ook gaat het om taal die je fantasie aan het werk zet en waar je je wat bij kunt voorstellen; om taal die vele intenties kan uitdrukken, humor, ironie, understatements en sarcasme.

Opgroeien in een omgeving waarin minder prikkels aanwezig zijn
Als de jongere opgroeit in een omgeving waarin hij of zij minder wordt gestimuleerd en waar minder cognitieve en sociaal-emotionele prikkels aanwezig zijn, dan zijn er ook minder mogelijkheden om de natuurlijke nieuwsgierigheid uit te bouwen en kennis en ervaringen op te doen. Kinderen die opgroeien in gezinnen die niet de beschikking hebben over speelgoed of boeken, of die om financiële redenen geen lid kunnen worden van een sportclub en niet op vakantie kunnen gaan, krijgen minder mee van de prikkels die nodig zijn voor de ontwikkeling. Indrukwekkend in dit verband is recent wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat de hersenrijping én de cognitieve ontwikkeling zijn vertraagd bij kinderen die opgroeien in armoede. Dat wijst erop dat onderstimulering – een ‘schrale omgeving’ – invloed heeft op de hersenrijping en daarmee bepaalt hoe voorspoedig de ontplooiing verloopt.

Een 'schrale omgeving', kan verantwoordelijk zijn voor een trager verlopende coginitieve, sociale en emotionele ontwikkeling.

Het was al bekend dat kinderen die minder leer- en leefervaringen hebben gehad wat achterlopen in de taalontwikkeling. Hun woordenschat blijft achter, en zij gebruiken weinig taal waarmee intenties en emoties kunnen worden uitgedrukt, of taal die kan worden gebruikt om te redeneren en argumenteren. Een recente bevinding is dat het opleidingsniveau van de ouders hierin sterk meespeelt. Het gaat dus niet per sé om de financiële situatie van het gezin; het gaat erom dat de thuis- en schoolomgeving van kinderen met lager opgeleide ouders gewoonlijk minder prikkels bevat. Dergelijke kinderen lopen grote kans om achter te lopen in de ontwikkeling van neuropsychologische functies zoals de zelfregulatie, het inschatten van de intenties en emoties van anderen, en het overzien van consequenties. Deze functies zijn van groot belang voor de schoolloopbaan en voor de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Stoplicht van de ontwikkeling: voor sommigen op groen, voor anderen op oranje of rood
Jongeren die zich snel en breed ontwikkelen, die creatief en gemotiveerd zijn en klaar voor de wereld hebben vaak van alles mee: voor hen stond het stoplicht van de ontplooiing op groen. Ze hebben een positief stimulerend thuissysteem, met ouders die een vruchtbare omgeving bieden. Die lezen voor en praten met hun kind, en zorgen voor spelmateriaal dat de nieuwsgierigheid en de probleemoplossende vaardigheden stimuleert. Deze ouders hebben gewoonlijk voldoende financiële mogelijkheden om hun kind goed te voeden en te kleden, en het op een sportvereniging en/of op zomerkamp te laten gaan. De succesjongere voor wie de stoplichten op groen staan wordt niet beperkt door ernstige zorgen, stress of pech in zijn leven.

Echter, voor andere jongeren staan de stoplichten van de ontplooiing op oranje, of zelfs op rood. Ze hebben wat minder kunnen ervaren, waardoor de archiefkasten van hun brein pas op een later moment zijn gevuld, ondanks dat ook zij beschikken over goede erfelijk bepaalde talenten. Die latere uitrijping is het gevolg van hun leer- en leefomstandigheden: een omgeving die schraal is in cognitieve, in sociale en in emotionele prikkels. Als gevolg hiervan kan zo’n kind al voor zijn tiende jaar fors achterlopen in zijn ontwikkeling in vergelijking tot een andere tienjarige voor wie de stoplichten van de ontplooiing wél op groen hebben gestaan. De jongere die opgroeit in een schrale omgeving kan dezelfde potentie hebben als een leeftijdsgenoot die naar havo of vwo gaat, maar hij loopt in ontwikkeling een of twee jaar achter. Daardoor heeft hij in ons huidige onderwijsstelsel minder mogelijkheden om op een later moment een sprintje te trekken en ‘op te stromen’.

Aanbeveling: zet de oranje en de rode stoplichten op groen
Het is voor jongeren voor wie de stoplichten op oranje of op rood hebben gestaan moeilijk om de voor hun ontplooiing noodzakelijke ervaringen, vaardigheden en kennis op te doen. Daar hebben ze tijd voor nodig, én het vertrouwen en de ondersteuning vanuit de omgeving. Als samenleving moeten wij deze langzame groeiers de kans geven zich te ontwikkelen. Als zij meer leerervaringen krijgen op cognitief en sociaal-emotioneel gebied, dan zou dat het oranje of rode stoplicht op groen kunnen zetten. Daarvoor is nodig dat wij onze attitude veranderen. We moeten herkennen dat de neuropsychologische rijping van alle jongeren doorzet tot ruim na het 20e jaar en dat wij – de school, de sportvereniging, de buurt, de samenleving – het verschil kunnen maken: door de voorwaarden te scheppen voor een bredere ontwikkeling en ontplooiing. Dat vergt inzet op kind en jongere, én inzet op diens ouders.

Ook een traag groeiende boom kan zich ontwikkelen tot de hoogste boom.

Aanpak

  • Schep voor kind en jongere de voorwaarden voor ontwikkeling op vier dimensies: cognitief, sociaal en emotioneel, en fysiek, en werk aan ‘empowering’ van de ouders;
  • Bevorder de cognitieve ontwikkeling door te zorgen voor speelgoed en materiaal dat de nieuwsgierigheid uitdaagt; inspireer kind en jongere, hoé dit te gebruiken;
  • Ontwikkel de mondelinge taalvaardigheid vanaf vroege kindertijd tot voorbij de late adolescentie; vergroot de woordenschat en stimuleer het ver-woorden van inzichten, intenties en gevoelens;
  • Verruim de mogelijkheden voor sociale interactie op school, in de buurt, en bij sport en spel;
  • Stimuleer de ontwikkeling van zelfinzicht en (daardoor) zelfregulatie;
  • Geef inzicht in ‘de bedoeling van dit alles’ (school, sociale relaties, normen en regels, ‘de wereld’) en ondersteun de persoonlijke groei en de ontwikkeling van de identiteit.

Bron

  • Jolles, J. (2020). Leer je kind kennen. Over ontplooiing, leren, denken en het brein. Pluim uitgeverij. ISBN 978 4 830 4593 1. In het bijzonder hoofdsstuk 33, Kansrijk, Kansarm (pp 265-272). Link: http://tinyurl.com/y53j4cmd
  • Vele artikelen ter download van website www.jellejolles.nl
     

Jelle Jolles is neuropsycholoog, hoogleraar emeritus en publicist. Hij schreef o.a. Het Tienerbrein en Leer je Kind Kennen.
 

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.