De aanpak Thuis in Taal wordt veelvoudig gebruikt in Groningen. Binnen de scholen die zijn aangesloten bij Stichting Ommeriek werken leraren, pedagogisch medewerkers en ouders samen aan een rijkere taalomgeving voor jonge kinderen. Bestuurder Geert Bijleveld en onderwijsadviseur Hannie Leistra vertellen hoe de aanpak in de praktijk vorm krijgt, wat het oplevert en hoe de nieuwe Landelijke GKA-agenda Taal & Ouders (2025–2027) helpt om deze samenwerking verder te versterken.
Samenwerking als sleutel
De aanpak Thuis in Taal, ontwikkeld door Martine van der Pluijm (Hogeschool Rotterdam), helpt professionals in het onderwijs om de wereld van school en thuis met elkaar te verbinden. Door samen met ouders activiteiten te doen, leren kinderen niet alleen nieuwe woorden, maar groeit ook het vertrouwen tussen ouders en school.
“Het mooie aan Thuis in Taal is dat het niet om losse lessen gaat, maar om een houding,” zegt Geert. “We leren elkaar beter kennen, en daardoor ontstaat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de taalontwikkeling van het kind.” Hannie vervolgt: “Het hart van de aanpak is de wekelijkse ouder-kindactiviteit. Ouders komen naar school, vaak op maandagochtend. Ze doen samen met hun kind een activiteit die aansluit bij het thema van de week. Dat kan een speurtocht zijn waarbij ze letters zoeken, of iets met het ontbijt: wat kun je allemaal benoemen als je de tafel dekt? Zo geef je ouders praktische handvatten om thuis verder te praten en spelen met taal.”
De aanpak richt zich nadrukkelijk niet alleen op ouders die vanzelfsprekend betrokken zijn, maar juist op gezinnen voor wie school minder dichtbij voelt. “We willen dat álle ouders zich welkom voelen,” zegt Geert. “Daarmee verrijken we de taalomgeving van ieder kind, thuis én op school.”
Ouderbetrokkenheid
Wat begon met één studiedag voor al het personeel, groeide uit tot een beweging binnen de stichting. “Vier jaar geleden organiseerden we een studiedag rond Thuis in Taal,” vertelt Hannie. “Een aantal scholen is toen met een pilot gestart. Inmiddels doen vier scholen actief mee en delen ze hun ervaringen en activiteiten via het intranet, zodat collega’s elkaar kunnen inspireren.”
De betrokkenheid van ouders blijkt groot. “We zien niet direct dat kinderen beter lezen of schrijven – dat kost tijd,” zegt Hannie. “Maar we zien wél dat ouders vaker op school komen, dat de drempel lager is geworden en dat leraren beter begrijpen wat er thuis speelt. Dat is minstens zo waardevol.”
Ook gemeenten en kinderopvangorganisaties zijn inmiddels aangehaakt. In gezamenlijke stuurgroepen wordt gekeken naar wat werkt en hoe de samenwerking verder kan worden versterkt. “Het is een gezamenlijke zoektocht,” zegt Geert. “We willen weten hoe we de aanpak duurzaam kunnen inbedden in het onderwijs en in de samenwerking met ouders.”
De kracht van context
Hoewel Thuis in Taal landelijk is ontwikkeld, krijgt de aanpak in iedere regio een eigen gezicht. In Groningen is de doelgroep divers: van scholen met een groot aandeel gezinnen met een migratieachtergrond tot dorpsscholen waar sociaal-economische achterstanden een rol spelen.
“De basisproblematiek is vaak vergelijkbaar,” zegt Geert. “Het gaat om kinderen die te weinig taal meekrijgen van huis uit. Maar de manier waarop je ouders bereikt, verschilt per context. De zeven stappen van de aanpak blijven hetzelfde, maar de invulling van de ouder-kindactiviteiten is maatwerk.”
De landelijke agenda Taal & Ouders
De ervaringen van Stichting Ommeriek sluiten naadloos aan bij de nieuwe Landelijke GKA-agenda Taal & Ouders (2025–2027). In deze agenda werken 24 basisscholen, onderzoekers en onderwijsprofessionals samen aan het verduurzamen van Thuis in Taal. Stichting Ommeriek is penvoerder van deze doorontwikkeling. De nieuwe agenda bouwt voort op de eerste landelijke agenda (2022–2024), waarin kennisdeling centraal stond. De komende jaren ligt de focus op structurele borging: hoe zorgen scholen dat de aanpak ook blijft bestaan zonder externe begeleiding of projectfinanciering?
Een belangrijk onderdeel daarvan is de aanstelling en professionalisering van ouder-kindcoördinatoren (OKC’s) – de kartrekkers binnen scholen die de aanpak levend houden. “We willen mensen opleiden die de kennis over de aanpak kunnen overdragen,” vertelt Hannie. “Zo kunnen scholen zelfstandig verder en blijft de samenwerking met ouders stevig verankerd.”
Daarnaast wordt gewerkt aan een landelijke databank met ouder-kindactiviteiten, zodat scholen elkaar kunnen inspireren en leren van goede voorbeelden. “We willen niet dat ieder team opnieuw het wiel uitvindt,” zegt Geert. “Met een gedeelde materialenbank en filmpjes van geslaagde activiteiten kunnen we veel sneller leren van elkaar.”
Blik op de toekomst
Voor de komende jaren hebben Geert en Hannie een duidelijke ambitie. “We hopen dat het over drie jaar vanzelfsprekend is dat scholen ouders actief betrekken bij taalontwikkeling,” zegt Geert. “Dat Thuis in Taal geen project meer is, maar een manier van werken.”
Hannie vult aan: “We dromen van een stevige infrastructuur: scholen die elkaar weten te vinden, coördinatoren die kennis delen, en een doorlopende lijn van kinderopvang tot basisschool. Als dat lukt, maken we écht verschil voor kinderen.”
“Taal begint thuis,” besluit Geert. “En als school kunnen we daar een brug naar slaan. Want pas als ouders, kinderen en leraren samen taal tot leven brengen, geven we kinderen de kansen die ze verdienen.”