Kranenburg Praktijkonderwijs: 'Onze grootste uitdaging is de onderbelichting van het praktijkonderwijs'

Elke dag werken talloze verschilmakers aan het vergroten van kansengelijkheid in Nederland. Via het leernetwerk voor docenten (Landelijke GKA Agenda Professionalisering) kwamen wij in contact met twee bevlogen en gepassioneerde leraren binnen het praktijkonderwijs. Wouter Meijer en Nienke Sies zijn docent bij het Kranenburg Praktijkonderwijs in Utrecht. Wat zien zij als de grootste uitdagingen binnen het praktijkonderwijs? Wij gingen het gesprek aan.

Wouter en Nienke
Beeld: ©GKA

Wat is Kranenburg Praktijkonderwijs voor school?
De naam verklapt het al: Kranenburg is een school voor praktijkonderwijs, het praktijkonderwijs is in Nederland één van de vier vormen van regulier voortgezet onderwijs. Wij richten ons speciaal op leerlingen die meer leertijd nodig hebben en graag met de handen bezig zijn. Het onderwijs is minder gericht op theoretisch denken en meer op het ‘doen’, zelfs in onze theorielessen zit een groot deel aan praktijk verweven. Tijdens de lessen wordt er veelal in groepen gewerkt, maar dat betekent niet dat alle leerlingen in hetzelfde tempo werken, wij houden rekening met individuele mogelijkheden. Wij geven onderwijs op maat en differentiëren. Alles gebeurt hier vanuit relatie, wij kennen onze leerlingen door en door, dit komt omdat we in klassen van maximaal zestien leerlingen werken, bij praktijklessen zelfs acht tot tien. Stap voor stap begeleiden wij leerlingen dichter naar hun uitstroomdoel.

Wij houden rekening met individuele mogelijkheden.

Hoe ziet dat praktijkonderwijs er in de praktijk uit?
Dat is afhankelijk van de leerling. Het voornaamste doel is dat leerlingen met het behalen van een diploma -Kranenburg reikt sinds vorig jaar diploma’s uit- in staat zijn zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en actief burger te zijn. Er zijn veel verschillende behoeften en talenten bij de leerlingen op onze school. We leren ze o.a. zelfstandig maaltijden te maken of zichzelf te verzorgen. Waar wij enorm trots op zijn is ons schoolrestaurant en alle praktijkvakken waar de leerlingen leren om zichzelf later zelfstandig te redden in de maatschappij. Daarnaast geven wij ze veel sociaal-emotionele vaardigheden mee. De uitstroom van onze leerlingen varieert. Sommige leerlingen stromen door naar een niveau 1 of 2 opleiding en sommige leerlingen gaan na Kranenburg aan het werk in bijvoorbeeld de dienstverlening, techniek of het groen.

Wat is jullie grootste uitdaging op Kranenburg?
Daar kunnen wij heel simpel over zijn: de onderbelichting van het praktijkonderwijs. De maatschappij is er onvoldoende van doordrongen wat praktijkonderwijs inhoudt, altijd wordt er gesproken over de verdeling vmbo, havo en vwo. Dat begint al op de basisschool waar leerlingen worden voorbereid op deze niveaus. In onze maatschappij is er een behoorlijke prestatiedruk. Leerlingen voor wie het praktijkonderwijs het best passend is, hebben vervolgens het gevoel dat ze buiten de boot vallen. Dit zien wij terug bij onze leerlingen die soms met een basisschooltrauma de eerste schooldag beginnen. Ze hebben het idee dat ze dom zijn en niks kunnen, aan ons de taak om leerlingen hun talenten te laten ontdekken.

Leerlingen voor wie het praktijkonderwijs het best passend is, hebben het gevoel dat ze buiten de boot vallen.

Waar komt deze misvatting vandaan?
Dat is in sommige gevallen zelfs letterlijk tegen deze leerlingen gezegd, maar vaak gebeurt het op een subtiele manier. ‘Plusklassen’ zijn leuk voor kinderen die goed kunnen lezen of rekenen, maar wat denk je wat het doet met leerlingen die hiervoor niet in aanmerking komen? Wij zijn soms de eerste jaren van de opleiding bezig om dit soort trauma’s helpen te verwerken. Het zou helpen als het primaire onderwijs in een vroeg stadium het gesprek voert met ouders over praktijkonderwijs. Het zou namelijk geen verrassing voor de ouder moeten zijn als zijn of haar kind in aanmerking komt. Daarnaast wordt het te vaak verward met speciaal onderwijs, wat overigens ook veel te bieden heeft.

In wat verschilt speciaal onderwijs met praktijkonderwijs?Praktijkonderwijs is een vorm van regulier voortgezet onderwijs, echter er is wel een toelaatbaarheidsverklaring voor nodig, daardoor wordt vaak gedacht dat Praktijkonderwijs speciaal onderwijs is. Leerlingen die in aanmerking komen hebben een IQ tussen de 60 en 80, en een leerachterstand van drie jaar of meer op taal en/of rekenen. Speciaal onderwijs is meer gericht op leerlingen die bijvoorbeeld slechthorend, slechtziend of moeilijk opvoedbaar zijn en/of een IQ van onder de 60 hebben. Binnen het speciaal onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen (cluster 4), bestaan ook scholen voor praktijkonderwijs/vmbo/havo/vwo. Voor deze vormen van onderwijs heerst de misvatting dat als een kind in aanmerking komt voor deze vormen, het kind gefaald heeft.

Veel leerlingen ervaren een gevoel van schaamte en falen als ze aangewezen zijn op deze vormen van onderwijs. Aan ons als maatschappij de taak, dit gevoel weg te nemen!

Hoe zou zo’n misvatting kunnen worden opgelost?

Het is belangrijk dat leerlingen gelijke kansen op gelijke waardering krijgen, zowel op school als in de maatschappij. Het hebben van hoge verwachtingen heeft hierbij een positieve invloed. Elke leerling verdient de best passende (onderwijs)plek! Er moet meer bewustzijn worden gecreëerd in de maatschappij over wat praktijkonderwijs behelst en wat voor mooi onderwijs daar geboden wordt. Kennis over praktijkonderwijs zou als een olievlek verspreid moeten worden. Niet alleen de leerlingen hebben er iets aan om op een goed passende plek terecht te komen, daar heeft de hele maatschappij iets aan. Zowel het onderwijs als het ministerie zou er goed aan doen om praktijkonderwijs meer te erkennen. Daarnaast moet de overgang van de basisschool naar praktijkonderwijs soepeler georganiseerd worden. Dit doe je door een professionaliseringsslag bij leerkrachten in het primair onderwijs te maken. Waarom wordt een plusklas bijvoorbeeld nog steeds een plusklas genoemd? Er moet meer kenniswisseling plaatsvinden over leergedrag en leerachterstanden. Het leernetwerk van de Landelijke GKA Agenda Professionalisering was hierbij een goede eerste stap. Het geeft ons in ieder geval de energie om misvattingen over het praktijkonderwijs recht te zetten en het praktijkonderwijs op de kaart te zetten.

Er moet meer kenniswisseling plaatsvinden over leergedrag en leerachterstanden. Het leernetwerk was hierbij een goede eerste stap.